AB | En Abraham verwekte daarna Izaäk. De zonen van Izaäk: Ezau en Israël. |
SV | Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel. |
WLC | וַיֹּ֥ולֶד אַבְרָהָ֖ם אֶת־יִצְחָ֑ק ס בְּנֵ֣י יִצְחָ֔ק עֵשָׂ֖ו וְיִשְׂרָאֵֽל׃ ס |
Trans. | wayywōleḏ ’aḇərâām ’eṯ-yiṣəḥāq sbənê yiṣəḥāq ‘ēśāw wəyiśərā’ēl: |
Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israël.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!